In het programma Medicatieoverdracht spelen de zogenoemde ‘kernteams’ een belangrijke rol. Hierin denken zorgverleners en technisch deskundigen mee over hoe de informatiestandaarden die het programma implementeert zo goed mogelijk aansluiten op de zorgpraktijk. Zij nemen samen besluiten die, na accordering door de achterban, voor alle zorgverleners gelden.
Toon Flierman en Frank Kuiper namen deel aan de kernteams namens de sector ggz. Toon is psychiater bij ProPersona en zet zich al jaren in voor betere digitale dossiervoering. Frank werkt als projectmanager Zorg &ICT bij GGZ Oost Brabant en heeft zich gespecialiseerd in medicatie. Het was dus logisch dat de sector Ggz hen vroeg om te participeren in het programma Medicatieoverdracht. “Dat was interessant maar soms lastig”, zeggen ze. “Het waren vaak technische, taaie bijeenkomsten.” Maar ze vinden het belangrijk om hun steentje bij te dragen aan betere uitwisseling van medicatiegegevens in de keten, en dus aan meer medicatieveiligheid.
Medicatiegegevens uitwisselen
Toon en Frank participeerden in het kernteam Medicatie en maakten afspraken over de implementatie van de nieuwe informatiestandaard Medicatieproces 9. Goede afspraken over de sectoren heen zijn belangrijk, vertelt Frank. “Soms dienen medewerkers van een verzorgingshuis medicatie toe die in de ggz is voorschreven. Wij krijgen daar nu geen informatie over. Dat kunnen we hopelijk oplossen door betere afspraken over informatie-uitwisseling.”
De informatiestandaard Medicatieproces 9 realiseert een actueel en volledig medicatieoverzicht van elke patiënt of cliënt bij elke zorgverlener, en bij de patiënt of cliënt zelf. Een belangrijk streven maar eigenlijk vindt Toon dit pas het begin. “Met name bij onderhoudsmedicatie die patiënten jarenlang gebruiken, zie je in de dossiers een accumulatie van aantekeningen waar je als zorgverlener weinig informatie uithaalt. De ideale situatie is dat een zorgverlener niet alleen weet welke medicatie een patiënt of cliënt precies gebruikt, maar ook waarvoor het middel is voorgeschreven, wat het effect was van de medicatie, of er neveneffecten waren en wat het effect van een eventuele dosisverandering is op de neveneffecten. Als zorgverleners dit gestructureerd noteren, bijhouden en uitwisselen ontstaat er echte kennis.”
Zover gaat het programma Medicatieoverdracht niet. Frank: “Het is straks mogelijk de reden van voorschrijven uit te wisselen, maar het is niet in alle gevallen verplicht.” Maar Frank en Toon hopen dat andere zorgverleners ook het belang zien van zoveel mogelijk de reden van voorschrijven te noteren voor anderen in de keten.
Contra-indicaties en overgevoeligheden
Toon participeerde ook in het kernteam Contra-indicaties en Overgevoeligheden. Hij is blij dat dat straks alle zorgverleners hetzelfde, volledige overzicht hebben van contra-indicaties en overgevoeligheden dat ook geüpdatet kan worden. “De nauwkeurigheid van de aantekeningen in de dossiers laat vaak te wensen over, omdat het meldingen van lang geleden zijn of omdat ze berusten op uitspraken van de patiënt die niet zijn gecheckt bij andere zorgverleners. Bovendien is vaak niet helder wat de aard en de ernst van de overgevoeligheidsreactie was.” Dat gaat veranderen door het implementeren van de informatiestandaard Contra-indicaties en Overgevoeligheden binnen het programma Medicatieoverdracht. “De eerste hulpverlener die de overgevoeligheid invoert, vermeldt volgens een vast format de stof die de reactie opriep en beschrijft die reactie zodat ook de ernst ervan duidelijk is. Elke volgende hulpverlener in de keten kan dit inzien en zo nodig aanpassen als er relevante informatie bijkomt. Zo blijft er steeds één gedeelde geactualiseerde versie waar alle kennis rond die overgevoeligheid eenvoudig in te zien is.”
Verschillende behoeftes
In de kernteams werden Frank en Toon zich bewust van de verschillende behoeftes van de sectoren. Toon: “In de ggz is het geen punt als je een keer een waarschuwing ziet, maar als je in een ziekenhuis de intake van twintig patiënten voor een dagopname doet, blijf je meldingen wegklikken.”
Het was hun taak om ervoor te zorgen dat de gemaakte afspraken passen bij de specifieke behoeftes van de ggz. Toon: “Onze crisisdienst heeft bijvoorbeeld altijd een tas bij zich met noodmedicatie. In een spoedsituatie krijgt de cliënt pillen die de dokter nog niet officieel heeft voorgeschreven en daardoor nog niet in het elektronisch voorschrijfsysteem (EVS) staan. Het moet voor ons dus geen verplichting zijn dat een medicijn pas mag worden gegeven na registratie in het EVS”. Dit is meegenomen in de kernteambesluiten.
Oefenmodule
Toon en Frank zijn heel benieuwd naar hoe de aangepaste informatiesystemen eruit gaan zien. In de Kickstart Medicatieoverdracht zijn de eerste softwareleveranciers nu bezig met het aanpassen van hun informatiesystemen. Zorgverleners testen deze systemen op onder andere gebruiksvriendelijkheid. Toon en Frank weten uit ervaring dat veel zorgverleners niet de tijd nemen om een ICT-applicatie goed te leren kennen. Op veranderingen in de applicatie zitten zorgverleners al helemaal niet te wachten. Ze raden aan om zorgverleners vooral in de praktijk te laten leren. Frank: “Een oefenmodule zou goed kunnen werken in de scholing.”