Trombosediensten bedienen ongeveer 300.000 patiënten per jaar. De doseringen van de antistollingsmedicijnen vitamine-K antagonisten (VKA), middelen die bloedstolling tegengaan, luisteren nauw. Daarbij komt dat andere medicijnen de werking van deze middelen gemakkelijk kunnen beïnvloeden. Daarom is zicht op dat geneesmiddelgebruik en de start en het stoppen ervan, belangrijk.
Medicatiegegevens van levensbelang
Angelique van Holten, internist n.p., voorheen doseerarts bij de Trombosedienst voor het Gooi en medisch leider van de trombosedienst Franciscus Gasthuis & Vlietland: “Elektronische gegevensoverdracht is van levensbelang. Met de juiste overdracht van actuele medicatiegegevens kunnen we ernstige medicatiefouten voorkomen. Op dit moment vindt uitwisseling vooral plaats door middel van fax, beveiligde e-mail, telefonisch, per post en via patiëntenportalen. Antistollingsmiddelen zijn hoog risico medicijnen in een grotendeels hoog risico patiëntenpopulatie. De antistollingszorg wordt steeds complexer en verbetering van de patiëntveiligheid een steeds grotere uitdaging. De wisselwerking tussen VKA antistollingsmiddelen en andere geneesmiddelen is een vaak voorkomende en belangrijke ontregelende factor. Omdat bij de uitvoering van de VKA antistollingsbehandeling naast de trombosediensten veel en wisselende zorgverleners betrokken zijn zoals voorschrijvers, apothekers en toedieners, is samenwerking en volledige uitwisseling van medicatiegegevens belangrijk. Digitale gegevensuitwisseling draagt bij aan een veiligere antistollingszorg onder andere door minder medicatie-gerelateerde complicaties.
Samen voor medicatieoverdracht
Alle medicatie-processen worden door trombosediensten uitgevoerd: medicatieverificatie, voorschrijven, VKA doseerschema’s ook voor toedieners) en het monitoren van het VKA gebruik door de patiënt. Veel recepten gaan op dit moment nog op papier. Softwareleveranciers moeten daarom aan de slag om het medicatieproces te ondersteunen met een elektronisch voorschrijf systeem (EVS). Daarnaast moet de Trombosezorg aansluiten op een digitale infrastructuur om medicatiegegevens uit te wisselen. Dit wordt momenteel voorbereid. Om uiteindelijk gegevens uit te kunnen wisselen hebben de tromboseartsen inmiddels een rol-code gekregen waarmee ze geautoriseerd kunnen worden om gegevens op te vragen. Daarnaast hebben ze ook een UZI-pas nodig. Kortom: er is behoorlijk wat werk te verzetten.
De FNT-stuurgroep, die is ingericht voor het programma Samen voor Medicatieoverdracht, werkt samen met de projectleiders van andere zorgsectoren, softwareleveranciers van de trombosedienst informatiesystemen en neemt deel aan de kernteams. Deze kernteams vormen het hart van het programma: daar komen de patiënt, zorgverleners en leveranciers bij elkaar en worden samen de afspraken uit de richtlijn nader uitgewerkt voor implementatie in de praktijk. Last but not least is de stuurgroep actief in het informeren en raadplegen van de eigen achterban over het programma medicatieoverdracht en de implementatie ervan. Kijk voor meer informatie over medicatieoverdracht en Trombosezorg op de sectorpagina Trombosezorg.